maandag 2 januari 2006

Hoofdstuk 2

Ik opende mijn ogen en wist niet meteen waardoor ik wakker was geworden. Pas toen ik een geluid hoorde dat ik niet gewoon was, herinnerde ik me weer wat er gebeurd was. Jesse was wakker geworden en lag in zijn wiegje zachte geluidjes te maken. Ik stond op en ging over zijn wiegje hangen. Hij zag er echt ontzettend lief uit, de geur die me tegemoet kwam was iets minder schattig. Ik haalde hem uit zijn bed, verschoonde en waste hem, en ging met hem in mijn armen voor het raam staan. Het werd net licht, en vanaf deze hoogte was de stad prachtig om te zien. ‘Hier ga jij wonen, kleintje, dit wordt jouw stad. De mijne is het ook altijd geweest, het kan hier zo mooi zijn.’ Ik stond nog wat te dromen en toen ik weer keek, sliep hij opnieuw. Nadat ik hem terug in zijn bed gelegd had ging ik douchen en nam ik de lift naar beneden. Ik begroette enkele bekende gezichten en ging naar het cafetaria voor een eerste tas koffie. Ik bedacht plots dat nog niemand van de geboorte wist, en begon rond te bellen. Eerst haar ouders, dan de mijne, haar broers, mijn broer, de peter en meter die we hadden uitgekozen en voor ik het wist was het al een uur later. Ik dronk mijn koffie uit en ging terug naar boven. Toen ik de kamer weer binnen kwam lag ze verdwaasd om zich heen te kijken. Ik begroette haar met een kus en ze trok een vies gezicht ‘Bleh koffie!’ kreunde ze. Ik stak mijn tong naar haar uit en vroeg of ze wilde ontbijten. Ze had geen honger, maar wilde wel een appel. Ze besefte plots dat haar ouders nog van niets wisten, maar ik stelde haar gerust en zei dat ik al gebeld had en dat ze vanmiddag op bezoek zouden komen. Ze kuste me zacht en stond op. Het was raar om haar terug zonder buik te zien, maar ze had gelijk, wat er voor in de plaats was gekomen compenseerde die buik meer dan genoeg…

Nadat ze teruggekomen was en me de koffiesmaak van haar mond had laten proeven was ik opgestaan. Ik boog me over het wiegje en zag mijn kleine jongen slapen. De verwondering was nog net zo groot als gisteren en ik aaide over zijn kleine hoofdje. Ze kwam achter me staan en begon mijn hals te kussen terwijl ze haar armen over mijn buik liet kruisen. Zo knuffelde ze me en we wiegden zachtjes heen en weer terwijl we naar de slapende Jesse keken. Ik bedacht dat de cliché’s die ik altijd zo stom had vinden klinken nu door mijn eigen hoofd spookten. Een wonder. Een mirakeltje. Teksten voor geboortekaartjes, glimlachte ik. Voorzichtig maakte ik me los uit haar omhelzing en zei dat ik een moord zou plegen voor een douche. Het water op mijn huid deed me goed en het leek wel of ik ook een beetje de vermoeidheid van me afspoelde. Lang en uitgebreid liet ik het washandje over mijn lichaam glijden. Mijn handen bleven steken bij mijn buik. Hij was al een heel stuk kleiner geworden, maar het zou nog een tijdje duren voor hij weer de gewone vorm aangenomen zou hebben. Even vond ik het erg dat ik mijn kleintje nu met de rest van de wereld moest delen. Hij was zo lang van mij alleen geweest. Ik lachte mijn eigen gedachte weg en draaide de douchekraan toe. De koude lucht deed me huiveren en ik wikkelde mezelf snel in een handdoek. Het zachte zijden slaapkleed kriebelde op mijn huid en ik voelde me fris en blij. Ik liet de haardroger maar even over mijn haren blazen en liep na nog even een snelle blik in de spiegel de badkamer uit. ‘Net op tijd’ zei ze ‘Hij heeft honger’. Voorzichtig ondersteunde ik zijn hoofdje terwijl ik hem uit het wiegje haalde. Zij sloeg het deken open en hielp me in bed kruipen. Al snel lag hij genietend aan mijn borst. En hij was niet de enige die genoot…

Het was vertederend om ze met z’n twee zo knus te zien liggen. Hij had honger en zij genoot ervan. Het zag er zo perfect en huiselijk uit. Zo huiselijk dat ik weer even een oude angst voelde opkomen. Ik had een gezin, maar verdiende amper geld omdat ik nog studeerde. Ik wist dat we de komende maanden zuiniger zouden moeten zijn, maar echt veel hadden we nooit opgedaan. Ik verbande de angst uit mijn hoofd en keek op mijn horloge. Kwart over 12. Ons kleintje was nu bijna 8 uur oud. Ik pakte mijn zak, vannacht zou ik alleen thuis slapen. Zij zouden naar een andere kamer verhuizen en ik zou straks alleen naar huis moeten. Het was een raar idee voor me, het was al 3 jaar geleden dat ik nog alleen in bed had gelegen. Ik verzamelde ook haar spullen, die ik ’s nachts over de vloer had gegooid terwijl ik naar haar pyjama zocht en stopte ze in haar reistas. Toen ik klaar was zette ik me naast hen op het bed, streelde haar gezicht en speelde met zijn tenen. Ik vond het nog steeds ongelooflijk dat zoiets klein zo perfect kon zijn, het ging mijn verstand te boven. Ze lachte en ik kon niet weerstaan aan de drang om haar te kussen. God, wat zag ik haar graag. Wat zag ik hen graag. Jesse had genoeg gegeten en was alweer in slaap gevallen in haar armen. Ik nam hem van haar over en legde hem terug in zijn wieg. ‘Als hij zo blijft is onze nachtrust toch nog redelijk gewaarborgd,’ lachte ik. Ze lachte mee en vroeg me wat ik vandaag nog ging doen. Ik moest de geboorte nog gaan aangeven en als ik daarvan terug kwam moest ik nog 2 uur naar de les. Haar gezicht betrok even, maar ik stelde haar gerust dat ik daarna terug naar het ziekenhuis zou komen, en vanmiddag zouden onze ouders langskomen zodat ze niet alleen was tijdens mijn afwezigheid. Daar klaarde ze weer van op en net toen ze uit bed was gestapt, kwam een verpleegster na een klop op de deur de kamer ingelopen…

De nieuwe kamer was veel kleiner dan de vorige maar nog steeds behoorlijk gezellig. Ik kroop snel in het bed. De lakens voelden koud aan en het was fris in de kamer. Waarschijnlijk net verlucht. Zij knuffelde me nog even, gaf een vluchtige kus, wierp een blik in het wiegje en haastte zich toen naar buiten terwijl ik haar na bleef staren. ‘Kom snel terug’ wilde ik nog zeggen, maar dat wist ze eigenlijk wel. Ik zakte neer in de kussens en zuchtte. De voorbije nacht was zo intens geweest en ik probeerde beelden, gedachten en gevoelens opnieuw op te roepen. Hoe ik me ’s avonds plots eenzaam had gevoeld en een cd had opgezet. ‘…Hier ga ik dan…De laatste dans hoog in de wolken… Denk ik aan jou…Jij bent de vrouw van m’n dromen…’ Zachtjes zong ik het liedje voor me uit terwijl ik het deken opzijschoof en mijn voeten op de grond liet zakken. Hij sabbelde op zijn kleine vuistje en woelde zoveel als zijn kleine lijfje hem toeliet. Voorzichtig legde ik hem tegen me aan en kroop opnieuw in het bed. Bijna geluidloos zong ik voor hem. Helemaal voor hem alleen terwijl ik hem heen en weer wiegde. Af en toe gingen zijn oogjes een eindje open en dacht ik aan haar toen ze zei dat hij hopelijk mijn ogen had. De kleur zou nog veranderen. Hij zag ook nog niet veel. Ik glimlachte. Opnieuw. Hij rustte tegen me aan en het was zo rustgevend. Mijn borst die op en neer ging en hij die meedeinde. Een lied dat speelde in mijn hoofd. Volkomen ontspannen. Het voelde goed om even helemaal alleen met hem te zijn. Een hele tijd bleef ik zo zitten. Zonder iets anders te willen. Zonder gedachten in mijn hoofd. Alleen maar dat kleine wezentje dat me deed beseffen hoe onderhevig ik was aan het mens-zijn. De stilte werd verbroken door stemmen op de gang. Ik herkende de lach van m’n moeder en de stem van m’n vader. Ik ging rechtop op het bed zitten…

Ik wilde haar niet alleen laten, maar ik moest wel. Ik zag in haar ogen dat ze ook liever wilde dat ik bleef, maar ik had gelukkig de troost dat ze niet alleen zou zijn. Ik sprong de auto in, en net toen ik de parking afreed, kwamen haar ouders eraan. Ik wuifde vluchtig en reed naar de dienst bevolking. Gelukkig was er niet veel volk, zodat ik na een kwartiertje alweer in de auto zat. Nog snel naar huis mijn cursus halen en dan naar school. Net op tijd liep ik de aula binnen en schoof naast een vriend. ‘Ook niet jouw gewoonte, om zo net op tijd te komen,’ fluisterde hij. ‘Ze is vannacht bevallen,’ hijgde ik, ‘ik ben tot een uur geleden bij haar in het ziekenhuis geweest.’ Hij wenste me proficiat maar tijd voor 3 kussen was er al niet meer. De prof begon zijn les, en zelfs de 10 minuten pauze tussen 2 lesuren sloeg hij over. Het was wel duidelijk dat het einde van het semester naderde, hij wilde heel zijn cursus er nog door krijgen voor de examens. Ik noteerde wat er op het bord kwam, maar echt aandachtig was ik niet. Ik wilde zo snel mogelijk terug naar haar. Toen de prof zijn zak begon in te pakken sloeg ik mijn kaft dicht, wuifde naar mijn klasgenoten en liep naar buiten. Ik deed net de buitendeur open toen ik vanachter de auladeur mijn halve klas proficiat hoorde roepen. Ik stak mijn hand naar hen op en rende naar de auto. In de auto beluisterde ik mijn voice-mail. Enkel mijn moeder, om te zeggen dat ze eten voor me had meegebracht, zodat ik niet meer hoefde te koken als ik thuiskwam. Met een glimlach startte ik, zette de radio aan en reed de parking af. Ik probeerde om zonder al te veel verkeersregels te breken, toch zo snel mogelijk bij het ziekenhuis te zijn. In de spits was dat helaas niet zo vanzelfsprekend. Twee straten van het ziekenhuis had ik geluk met de verkeerslichten, het werd net groen en ik gaf gas. Vanuit mijn ooghoeken zag ik links van me een auto in volle vaart op me afkomen. Ik gooide alles dicht, maar het volgende moment werd alles zwart voor mijn ogen…

Mijn moeder gaf me een zoen en keek nog eens liefdevol naar haar eerste kleinkind voor ze met mijn vader de kamer verliet. Het was gezellig geweest. Veel bewondering voor Jesse. Schattige babykleertjes. Hij was van arm tot arm gegaan en ik vreesde dat de voorspellingen dat dit een klein verwend jongetje zou worden wel degelijk zouden uitkomen. Ik bekeek het Winnie the Pooh-knuffelbeertje dat mijn vader me gegeven had.’Vergeet hem niet de verhaaltjes van Pinnie de Wooh te vertellen,’ lachte hij. ‘Dat laat ik wel aan zijn opa over!’ diende ik hem van antwoord. Ja, het was echt wel gezellig, alleen spijtig dat zij er niet bij geweest was. Ik keek op de klok. Ze zou nu wel niet meer lang wegblijven. Jesse lag ondertussen rustig in zijn wiegje te slapen en ik bedacht dat ik ook wel wat slaap kon gebruiken. Ze zou me wel wakker maken als ze er was. Ik trok het deken over me heen en droomde al snel weg. De telefoon rinkelde. Hoe lang had ik geslapen? Nog half in een roes nam ik de hoorn van de haak. Jesse begon te huilen en met mijn vrije hand probeerde ik hem te sussen. Ik bedacht dat ze er al had moeten zijn en een gevoel van angst bekroop me. De stem van mijn schoonbroer. Hij klonk niet gewoon. Ik vroeg wat er gebeurd was. Geen antwoord. Ik vroeg het opnieuw. Hij slikte. De tijd stond stil. De hoorn viel uit mijn hand. Kletterend geluid. Stilte. Mijn eigen ademhaling. De woorden hamerden in mijn hoofd. Een ongeval. Weinig kans dat… Ik trilde.
Gehuil… het was het eerste dat tot me doordrong. Mijn baby huilde. Ik haalde hem uit zijn wiegje en drukte hem tegen me aan. Leegte. Ik was leeg. Ik merkte pas dat ik huilde toen ik een traan op de grond zag druppelen. Enige tijd later stormde mijn schoonbroer de kamer binnen. Behoedzaam, bijna bang om me weg te jagen kwam hij op me af. Hij raapte de hoorn van de grond, legde die terug op de haak en keek me strak aan. Een verpleegster kwam de kamer binnen en keek vragend naar ons. Ik keek hem smekend aan en hij begreep het. Ze lieten me even alleen en fluisterend liet hij haar weten wat er gebeurd was. ‘Waar is ze?’ wist ik eindelijk uit te brengen toen hij terug was. ‘Hier in het ziekenhuis’ antwoordde hij. Hij pauzeerde even. ‘Wil je haar zien?’ Ik knikte. ‘Kom maar mee…’ wenkte hij. Jesse lag nog steeds in mijn armen en ik was niet van plan hem hier alleen te laten. Zo goed en zo kwaad als ik kon stak ik mijn voeten in de pantoffels die naast het bed stonden. Zwijgend volgde ik hem de kamer uit. Gang in, gang uit. Lift naar boven. Weer een gang. Ik probeerde de weg in mijn hoofd op te slaan. Toen we eindelijk voor haar deur stonden kwam er een verpleger naar buiten. Hij keek me onderzoekend aan.’Ben je haar zus?’ vroeg hij. Mijn voeten voelden als lood, ik schudde mijn hoofd. Ik kon geen woord uitbrengen.‘Er mag enkel familie binnen.’ sprak hij op bijna verwijtende toon. ‘Ze is haar vrouw’ antwoordde mijn schoonbroer bars. De man keek me minachtend aan, maar deed toch een stap opzij. Toen ik haar zag liggen begon ik te trillen. Ik herkende haar amper. Overal waren buisjes en slangetjes aangesloten. Een monitor piepte ergens in de verte. Haar hoofd zat in het verband. Overal waren schrammen. Haar ouders waren er ook, maar ik kon ze amper aankijken. Ik schuifelde tot vlak naast haar, maar kon me niet bukken omdat kleine Jesse nog steeds in mijn armen te slapen lag. Het was genoeg om me te doen huilen. Mijn lichaam schokte en ik kon de tranen niet langer tegenhouden. Ik voelde een troostende hand op mijn schouder. Het was mijn schoonmoeder. Ze nam het slapende kind van me over. Onze blikken kruisten elkaar. Eén seconde maar. We begrepen elkaar. Ik ging op een stoel naast haar bed zitten en nam haar hand in mijn handen. Mijn ogen tastten haar lichaam af. Haar slapende gezicht, haar op en neer gaande borst. Ze zag er zo rustig uit. Bijna alsof ze sliep. Ik kreeg zin om al die rommel van haar lichaam te halen en haar wakker te schudden. Het moest toch niet zo moeilijk zijn, hoe kon dit toch? Een nieuwe huilbui diende zich aan. De tranen vloeiden veelvuldig over mijn wangen. Haar dokter kwam de kamer binnen en groette ons. Zijn woorden drongen amper tot me door. Ze was in coma. Een kwestie van uren, dagen, misschien… misschien… Ik wilde het niet horen. Hij legde bemoedigend zijn hand op mijn schouder, maar ik schudde ze af. Meteen daarna stotterde ik mijn verontschuldigingen. Dit was ik niet. Dit deed ik toch niet. De man keek me eerder bezorgd aan. ‘Het laat me niet koud’ zei hij. ‘Ik heb haar stage begeleid…’ Toen durfde ik hem aan te kijken. ‘Hoort ze ons?’ vroeg ik. ‘Misschien’. Plots stond ik op, nam onze baby en legde die naast haar. Haar hand om hem heen. ‘Word wakker… alsjeblieft, word wakker voor Jesse… We kunnen niet zonder jou…’ fluisterde ik. Ik bleef het maar herhalen. Hoe graag ik haar zag. Hoe hard we haar nodig hadden…

In de verte hoorde ik een bekende stem die ik niet meteen kon thuisbrengen. Ik probeerde mijn ogen te openen maar het duurde een tijdje voor ik daar in slaagde. Toen het me eindelijk gelukt was keek ik recht in haar betraande gezicht. Ik had geen flauw idee wat er aan de hand was. Ik merkte dat ik in een bed lag maar het waarom en hoe drong niet tot me door. Het was een soort reflex waardoor ik recht wilde zitten en haar hoofd tegen mijn schouder drukken om haar te troosten. Ik probeerde het, maar krijste het uit van de pijn. Eén ding wist ik zeker, dit kon niet goed zijn. Verslagen zeeg ik neer in het kussen. Ik keek haar vragend aan, en zag intussen mijn ouders, mijn broer en een man met een witte jas de kamer uitgaan. ‘Wat…?’ wist ik uit te brengen. Ze snikte, haalde haar schouders op, en met gebroken stem zei ze: ‘Een auto-ongeval. Je hebt geluk gehad. Ze twijfelden of je erdoor zou komen. Er is iemand op de auto ingereden langs jouw kant. De hele linkerkant is weg. Ik ben zo blij dat je weer wakker bent. Voor Jesse, voor mij. Ik zou het niet alleen aankunnen.’ Ik wilde iets doen om haar te troosten, maar mijn lichaam liet me niet toe om meer te doen dan haar troostend aankijken. Ik begon het me weer te herinneren. Ik was van school naar het ziekenhuis gereden om snel weer bij haar en Jesse te zijn, maar aan het laatste verkeerslicht had ik iemand op me af zien komen. ‘Waar is hij?’ vroeg ik. ‘Jesse?’ Ik knikte. ‘Naast je, in je arm.’ Ik schrok ervan dat ik hem niet gevoeld had. Dit was helemaal niet goed, het zou een tijdje duren voor ik er weer bovenop was, wist ik, als ik er al ooit helemaal bovenop zou komen. ‘Wil je hem op mijn buik leggen, alsjeblieft?’ vroeg ik zacht. Ik kon de tranen niet onderdrukken en voelde me helemaal machteloos nu ik ze niet eens zelf kon wegvegen. Ze knikte, legde Jesse op mijn buik en veegde mijn tranen weg. Ze pakte mijn hand. Dit voelde ik wel. Dat was goed, besefte ik onmiddellijk. ‘Schat, vecht voor hem, alsjeblief. Hij heeft zijn andere mama ook nodig, ik kan het niet alleen…’ fluisterde ze. Ik knikte en keek hoe Jesse zich in zijn slaap probeerde om te draaien op mijn buik. Ik glimlachte, hij wist gelukkig nog van niks…

Ze had hem niet gevoeld. Het raasde door mijn hoofd. Hij lag in haar arm en ze had het niet gevoeld. Ze was met Jesse op haar buik opnieuw in slaap gevallen. Een verpleegster had ons uiteindelijk terug naar onze kamer gebracht. Ik had hem nog borstvoeding gegeven, maar had er amper van genoten. Zelfs hij leek te voelen dat er iets scheelde. Hij jammerde en sputterde tegen. Ik was uitgeput in het bed gekropen nadat ik hem eindelijk in slaap had kunnen sussen. Zelf kon ik de slaap niet vatten. Wat moesten we in godsnaam beginnen? Hoe lang zou het duren voor ze hersteld was? Of beter nog, zou ze herstellen? En hoe moest ik in mijn ééntje het geld bij elkaar zien te krijgen? Met mijn job als journaliste verdiende ik nog net genoeg om rond te komen met Jesse erbij. En terug gaan optreden met de band was geen optie. Weinig thuis zijn en slecht verdienen. Maar wat kon ik anders? Alles wat we gepland hadden was met het vooruitzicht dat zij binnen enkele jaren afgestudeerd zou zijn en we genoeg zouden verdienen voor… voor… Mijn adem stokte. Zou zij nog kinderen kunnen krijgen? Ik sloeg mijn vuisten tegen mijn hoofd. Opnieuw en opnieuw. Pijn lucht op. Pijn doet je even vergeten. De deur piepte, de nachtverpleegster kwam voorzichtig de kamer binnen. Eén ogenblik bleef ze verschrikt staan maar daarna kwam ze resoluut op me af. Sterke handen omklemden mijn polsen. Mijn vuisten werden in mijn schoot gedwongen. Ik probeerde verzet te bieden, terug te vechten tegen iets wat meer inhield dan de vrouw die me nu tegen mezelf probeerde te beschermen. Ik gaf op. Gekraakt. Haar arm om mijn schouder. Als een kind huilde ik uit tegen haar borst. Een kleuter die gevallen was op de speelplaats. Maar een kleuter moest niet zelf voor de pleister zorgen…

Toen ik wakker werd was het aardedonker in de kamer. Ik had geen idee hoe lang ik geslapen had, maar het moest lang genoeg geweest zijn om iedereen de tijd te geven weg te gaan. Ik had een ongeval gehad. Het bleef door mijn hoofd spoken. In een paar seconden was ons geluk als een zeepbel uiteen gespat. Ik wist niet wat er precies allemaal aan de hand was, maar met mijn armen en benen in het gips en mijn hoofd in het verband, was ik al snel twee maanden buiten strijd. ‘Mijn examens!’ was het volgende dat door mijn hoofd schoot. Over zes weken had ik examens. Ik zat in mijn laatste jaar, en nu zou ik niet eens mijn examens kunnen meedoen. Ik voelde naar een drukknop, die ergens naast mijn armen moest liggen. Na wat wel een kwartier leek, had ik hem eindelijk in mijn hand geklemd. Ik drukte er uit alle macht op, en niet lang daarna kwam een verpleegster mijn kamer binnen gerend. ‘Kan ik een dokter zien?’ vroeg ik vastberaden. Ze schudde haar hoofd. ‘Het is 11 uur ’s avonds, ik kan nu geen dokter meer halen tenzij voor een noodgeval.’ Ik schreeuwde het eruit. ‘Dit IS een noodgeval! En als je geen dokter meer vindt dan breng je me mijn medische staat maar, dan zoek ik het zelf wel uit!’ Er werd een hoofd om de deur gestoken. Mijn stagebegeleider. Ik slaakte een zucht van opluchting toen ik zijn licht geamuseerde glimlach zag. Hij vertelde de verpleegster dat ze kon gaan en vertelde me wat er aan de hand was. . Hij vertelde de verpleegster dat ze kon gaan en vertelde me wat er aan de hand was. Mijn rechterbeen was op 6 plaatsen gebroken, mijn linkerenkel verbrijzeld, mijn linkerbovenarm gebroken door de klap tegen het stuur en mijn rechterelleboog gekneusd. Met mijn hoofd was er niets anders mis dan een paar schrammen die over een paar dagen zo goed als genezen zouden zijn. Ik was opgelucht. Niets dat ik met revalidatie en veel wilskracht niet kon overwinnen. Enkel over mijn buik waren ze nog niet 100% zeker. Bloedingen waren er zeker niet geweest, maar misschien was er op een of andere manier iets klem geraakt. Een MRI zou uitsluitsel geven maar die konden ze pas over 3 dagen uitvoeren. Mijn adem stokte in mijn keel. ‘Het kan zijn dat je onvruchtbaar bent, maar dat zoeken we nog uit.’ Het bleef door mijn hoofd galmen. Onvruchtbaar. Heel mijn wereld stortte in. We zouden niet alleen financiële problemen krijgen de volgende maanden, maar misschien konden we al onze plannen voor ons verdere leven wel vergeten. Een eenzame traan druppelde op het kussen en ik wilde alleen nog maar bij haar zijn…

Ik kon me niet herinneren dat ik uiteindelijk toch in slaap gevallen was. Mijn hoofd voelde zwaar en mijn ogen deden pijn en voelden gezwollen aan. Jesse lag nog rustig te slapen, maar ik wist dat het niet meer lang zou duren voor hij wakker zou worden om te eten. Nog even de tijd om me een beetje op te frissen. De spiegel vertelde me dat ik er uitzag zoals ik me voelde. Een wrak. Mijn gezicht was bleek terwijl zich onder mijn ogen blauw-zwarte kringen aftekenden. Zelfs mijn haar leek fletser dan anders. Ik hield een washandje onder het koude water en depte mijn gezicht ermee af. Het spiegelbeeld vermijdend keek ik naar een poster die de badkamermuur sierde. Reclame voor babyshampoo. Een man en een vrouw doen samen hun baby in bad. Perfect gelukkig nieuw gezinnetje. Een intense woede maakte zich van me meester. Wij waren net zo perfect. Ik zou ervoor gaan vechten. Verdomme wat was dit oneerlijk. Pas toen het water op mijn voeten druppelde, besefte ik dat mijn vuist het washandje stevig omklemde. Weerspiegeling van mijn woede. Ik liep de badkamer uit en haalde Jesse uit zijn wiegje. Zijn zoekende mondje aan mijn borst deed me weer eventjes glimlachen. Als de verpleegster kwam zou ik vragen me bij haar te brengen. Dan zou ik haar hand vasthouden en zeggen dat alles in orde zou komen, zelfs al wist ik niet eens of dat waar was. Ik mocht nu geen zelfmedelijden krijgen al voelde ik dat die gedachte steeds sterker aanwezig begon te zijn. De bevalling, het kindje, ik had toch recht op mijn rust. Moest ik me nu schuldig voelen of was dit enkel menselijk? Ik suste mijn baby en haatte mijn eigen egoïsme. Ik moest aan haar denken. Zoveel mogelijk bij haar zijn was het enige dat ik voorlopig kon doen…

Ik had onrustig geslapen en daarom bijna niet. Elke keer als ik me wilde omdraaien wilden mijn armen en benen niet mee en werd ik wakker. En als ik wakker was spookte de gedachte aan onvruchtbaarheid en financiële problemen door mijn hoofd, waardoor ik niet meer in slaap geraakte. Ik had het licht zien worden tussen de kieren van de gordijnen maar de zonsopgang kon ik niet bewonderen tot een verpleger mijn ontbijt bracht. Hij schoof de gordijnen open en bood aan me mijn ontbijt te geven. Ik schudde mijn hoofd en zei dat ik geen honger had, dat ik het later wel zou opeten. Ik rammelde van de honger, maar ik voelde me nu al erg genoeg vernederd. Als zij kwam zou ik haar wel vragen om me te eten te geven. De verpleger vertrok en een verpleegster kwam mijn bloeddruk en koorts meten. Ze vertelde me dat ik geluk had want dat een patiënt een MRI had afgezegd, zodat ik vandaag nog aan de beurt kwam. Ik wist niet of dat wel zo’n geluk was. Misschien leefde ik liever met de gedachte dat ik misschien nog wel kinderen kon krijgen, dan zeker te weten dat ik er geen kon krijgen. Toch lachte ik maar, ik werd verondersteld het goed nieuws te vinden. Als ook zij de kamer uit was duurde het niet lang voor de deur opnieuw open ging. Ik keek al niet meer naar de deur, en opende mijn mond om te vragen wat ze nu nog kwamen doen toen ik zag dat zij het was die naar mijn bed liep. Ze zag er slecht uit, niet zoals je van een kersverse moeder zou verwachten. Haar gezicht was opgezwollen door de tranen en van vermoeidheid, en haar ogen stonden zorgelijk. Ze deed moeite om een glimlach op haar gezicht te krijgen, maar die zag er nep uit. Ik keek haar bezorgd aan maar ze meed mijn ogen en toen ze m’n hand nam voelde de hare koud aan. ‘Het komt wel goed,’ zei ze, alsof ze het ingestudeerd had maar er zelf niet helemaal in geloofde. Ik kneep in haar hand en dwong haar zo om me aan te kijken. ‘Het komt goed, schat,’ zei ik. Ik vertelde haar wat de dokter me gezegd had de avond daarvoor. Misschien was het inbeelding, maar haar ogen leken even weer wat helderder te worden. Wanneer ik haar vertelde over de MRI en de reden daarvoor stonden ze echter weer even dof als tevoren. Ik sloeg mijn ogen neer. ‘Het spijt me schat, het spijt me echt,’ stamelde ik, ‘ik had me niet zo mogen haasten om hier terug te zijn en beter moeten uitkijken.’ Ze haalde haar schouders op en produceerde nu een glimlach die er al iets gemeender uitzag. ‘Hoe lang denk je hier te moeten blijven?’ vroeg ze met onvaste stem. Ik antwoordde dat ik hoopte op 2, maximum 3 weken, en dat ik zelfs met wat geluk mijn examens wel zou kunnen meedoen in tweede zittijd. Van die opmerking leek ze toch weer wat op te vrolijken en ik vroeg haar of ze me mijn ontbijt wilde geven, want dat ik scheurde van de honger. Met mijn twee armen in het gips was het namelijk nogal moeilijk om zelf te eten…

Ik vroeg me af of ze het eerder zei om mij gerust te stellen of omdat ze het echt meende, dat ze haar examens zou kunnen meedoen. Als ik haar zo zag liggen was het moeilijk te geloven. Nogal bibberig bracht ik de lepel naar haar mond. Mijn arm was moe en ik voelde me even draaien, maar ik wilde niets laten merken. Het potje yoghurt was bijna leeg en ik veegde met een servet haar mond schoon, waarna ik haar een voorzichtig kusje gaf. Ze keek bijna verrast en ik vroeg me af of ze had gedacht dat ik haar nu minder aantrekkelijk vond. Wat had ik haar nu graag geknuffeld en in mijn armen gehouden. Mijn vingers streelden en kietelden haar handpalm. Ze sloot haar ogen en ademde diep. Zo rustig was ik de voorbije dagen niet meer geweest en enkel de gedachte dat Jesse niet bij me was hield me tegen om me over te geven aan het gevoel. Ik liet geleidelijk haar hand uit de mijne glijden en fluisterde dat ik de baby ging halen. We konden maar heel even met ons drietjes samenzijn voor een verpleegster haar kwam halen. De MRI. Ik bedacht hoe vaak het leven uit wachten bestond en terug op mijn kamer liet ik me in de kussens wegzakken. Sinds haar ongeval durfden de mensen blijkbaar niet meer op bezoek komen, maar dat kon ik hen niet eens kwalijk nemen. Misschien was ik er zelfs blij om. Geveinsde vreugde en een gespannen sfeer. Niemand zou haar naam durven noemen. Alleen mijn familie en schoonfamilie kwamen op bezoek. Bij haar, bij mij. Ze was zo veraf, al lagen we in hetzelfde gebouw. Mijn overpeinzingen werden doorbroken door een bezoekje van mijn schoonbroer. Hij was de enige die me wat probeerde op te vrolijken en bovendien was hij geweldig met Jesse. De nonkel zou hem wel snel leren voetballen en kattenkwaad uithalen en alles doen om de mama’s te terroriseren. Tot de kleine man een verse pamper nodig had en dan was mama plots weer goed genoeg. Ik moest lachen en het deed bijna vreemd om mezelf te horen. Het klonk wat schor. Terwijl ik de vuile luier in de vuilbak wierp en een vochtig doekje nam, haalde mijn schoonbroer een hele stapel brieven uit een zak en legde die op mijn bed. ‘Ik dacht dat jullie misschien nog wel enige reactie van de bewoonde wereld wilden ontvangen, dus… Ik ga nog eens even snel langs mijn zusje en dan… tot morgen, ofzo…’ Ik bedankte hem en gaf hem een afscheidskusje. Met Jesse in de arm ging ik naast mijn post zitten en probeerde ik ondertussen de brieven te bekijken. Tussen de verschillende gelukwensen zat ook een brief die mijn aandacht trok toen ik de afzender las. Mijn hart ging sneller slaan en ik scheurde de enveloppe open…

Zalig vond ik het, dat kwartiertje met ons twee. Eindelijk had ze me nog eens gekust, het leek wel eeuwen geleden dat ik haar lippen nog eens op de mijne had gevoeld. Ik wou dat ik haar in mijn armen kon houden maar het gips hield me tegen. Misschien morgen, als het gips aan mijn rechterarm vervangen was door een gewoon verband. Ik haatte het dat ze weer weg ging, natuurlijk wilde ik Jesse ook graag zien, maar zolang zij er was hoefde ik niet aan die MRI te denken. Ik wist niet of ik het wel zou aankunnen om te horen dat ik nooit kinderen zou kunnen krijgen. Ik wilde ze zo graag, en nu ik 9 maanden met haar had meegeleefd was mijn drang om er zelf te krijgen nog groter geworden. Ze kwam binnen met Jesse maar echt lang konden we niet meer samen zitten want 5 minuten later kwam een verpleegster me ophalen voor de MRI. Ze liep met ons mee de gang in, maar moest de andere kant op. Ik deed een poging om naar haar te wuiven en liet me dan in mijn kussen zakken, proberend om niet te denken aan wat de diagnose zou kunnen zijn… Ik werd uit het bed gehaald, en op 1 of andere manier kwam ik in de lawaaierige kamer op een ander bed terecht. Ik zag een dokter bemoedigend naar me lachen vooraleer ik in de buis werd geschoven. Claustrofobie had ik nooit gehad, maar dit gaf me wel een beklemmend gevoel. Ik denk dat het ongeveer een kwartier moet hebben geduurd voor het bed weer naar voren schoof. De dokter kwam met een glimlach de kamer in en schudde zijn hoofd. ‘Niets aan de hand, alles lijkt normaal, en hoewel we er pas 100% zeker van kunnen zijn als je terug menstrueert, heb ik er alle vertrouwen in,’ vertelde hij. Ik slaakte een zucht van opluchting en bedankte hem vooraleer ik door 2 verplegers opnieuw naar mijn bed werd gebracht. We reden net opnieuw de gang in toen ik mijn broer uit mijn kamer zag komen. Ik riep zijn naam en wanneer hij de glimlach op mijn gezicht zag kon hij zich nauwelijks inhouden om in het rond te springen. Hij was net bij haar geweest, en had onze post daar ook achter gelaten. Ik knikte en praatte nog even met hem voor hij terug naar huis ging. Mijn schoonzus zat op hem te wachten om naar een familiefeestje bij haar ouders te gaan. Aan de blik in zijn ogen had hij er niet bijster veel zin in, maar toch vertrok hij maar. Hij beloofde me nog dat ze morgen met z’n tweetjes op bezoek zouden komen en liep wuivend de kamer uit. Ik wilde haar zo snel mogelijk laten weten dat alles in orde was, maar wist niet precies hoe ik dat zou doen. Terwijl ik overwoog om mij naar haar te laten brengen, of haar te laten halen, moest ik in slaap zijn gevallen. Het volgende dat ik gewaar werd was dat een verpleegster mijn middagmaal bracht…

Ik knuffelde mijn kleintje en streelde zijn hoofdje. Glimlachend staarde ik naar het plafond terwijl ik achterover in de kussens lag. De brief voor me. De gescheurde enveloppe naast het bed op de grond. Ze wilden ons terugzien, we hadden potentieel. Ik las de woorden opnieuw en dacht terug aan de auditie van vorig jaar. De harde gezichten van de jury, op je tanden bijten en de genadeloze kritiek slikken. En onze teleurstelling omdat er geen reactie kwam. Het was onze laatste poging geweest om er nog iets van te maken. Als dit niets werd zouden we splitten, zeker nadat ik aangekondigd had dat ik zwanger was. Het had pijn gedaan want de band was naast haar het belangrijkste in mijn leven geweest. Had iedereen al werk gevonden? Zouden we het nog kunnen proberen? ‘…and life has a funny way of sneaking upon yah when yah think everything’s okay and everything’s going right…and life has a funny way of helping you out when yah think everything’s gone wrong and everything blows up in yah face…’ Flarden van Ironic van Alanis Morissette speelden door mijn hoofd. Plots schaamde ik me om mijn blijheid. Ik moest naar haar toe, de MRI zou nu wel gebeurd zijn. Ik overwoog of het wel een goed idee was om Jesse mee te nemen als het resultaat… Ik slikte. Jesse belandde in zijn wiegje en nadat ik nog even mijn wijsvinger over zijn wang had laten glijden verliet ik de kamer. Mijn pas was traag, alsof ik dit zo lang mogelijk wilde uitstellen. Wat zou ik haar moeten zeggen? Samen stil zijn was waarschijnlijk het beste. Mijn eigen geklop op de deur deed me schrikken en ik hield mijn adem in, maar een opgewekte ‘Ja’ deed alle angst van me afvallen. Ze glimlachte naar me en ik lachte terug. Ze vertelde de verpleegster dat ik haar wel verder eten zou geven. De vrouw gaf me de lepel en keek me vreemd aan voor ze de kamer verliet. Ik besloot er geen aandacht aan te schenken en kuste haar voorhoofd voor ik haar hielp met eten. Terloops vertelde ik over de post en vernoemde ik de brief. Zonder al te veel van mijn eigen gedachten prijs te geven wilde ik horen wat zij ervan dacht…

Mijn brede grijns verraadde waarschijnlijk al wat het verdict van de dokter was. De angst en de twijfel in haar ogen verdwenen en maakten plaats voor pretlichtjes. Om haar mond speelde een glimlach. Ze kuste me op mijn voorhoofd, en ik voelde haar lippen nog een tijdje branden terwijl ze me te eten gaf. Ze praatte wat over de post die we gekregen hadden, en als het bord leeg was keek ze me even vertwijfeld aan. Ze zat duidelijk met iets maar wist niet hoe ze het ter sprake moest brengen. Ik knikte naar haar, zodat ze wist dat ze mocht losbarsten. Dat deed ze dan ook. Ik was overweldigd, de auditie, de band, ze mochten terug komen… Ze wilde duidelijk mijn mening over heel de situatie, maar ik wist niet goed wat die was. Enerzijds was ik blij geweest dat de band uit elkaar was gegaan, ze was veel vaker thuis geweest, en met haar zwangerschap was het beter dat ze het wat rustiger aan deed. Langs de andere kant fleurde ze op als ze op een podium stond. Sinds ze gestopt was leek het wel alsof er een stukje geluk ontbrak als ze lachte. Toen ze uitverteld was, bracht ik het gesprek op Jesse. Ze glimlachte en stond op om hem te halen. Had ze de twijfel in mijn ogen gelezen? In elk geval kon ik nu alles even overdenken…

Opnieuw liep ik door de gang naar mijn kamer. Van haar gezicht had ik maar weinig kunnen afleiden, maar ik wist dat ze blij was geweest toen de band ermee ophield. Misschien lieten we het beter zo, al zouden onze financiële problemen grotendeels opgelost zijn als ik mijn gewone job ook hield en ’s avonds zou gaan optreden. Maar hoe moest het dan met Jesse? Het zou niet eerlijk zijn tegenover hem en eigenlijk kon ik hem ook niet zo lang missen. Ik nam hem uit zijn wiegje en hij rustte tegen mijn borst. Met mijn hand ondersteunde ik zijn hoofd en rugje terwijl ik terugkeerde naar haar kamer. Haar wenkbrauwen waren gefronst en de plooien in haar voorhoofd werden zichtbaar. Het was bijna grappig om te zien, ze piekerde duidelijk over mijn opmerking van daarstraks. Het verband was van haar hoofd en het licht dat de kamer binnenviel toonde me weer hoe mooi ze was. Ik kietelde haar en legde Jesse op haar borst terwijl ik haar iets rechter probeerde te zetten. Mijn vingers streelden door haar haren en ik boog me over haar heen en onze monden zochten elkaar. Gezichten die langs elkaar heen streelden, het voelde zo zacht aan. Ik wilde zo graag meer, nog dichter bij haar zijn en ik vervloekte de situatie. Weer eens. Jesse zette plots zijn keel open en we zuchtten allebei.‘Wordt Vervolgd…’ fluisterde ik nog in haar oor en trok met mijn lippen een denkbeeldige lijn langs haar wang voor ik Jesse optilde en hem aan mijn borst legde. We zwegen allebei. Ze vroeg me of ik de radio wilde aanzetten. Muziek, te hard voor de situatie maar om één of andere reden voelde ik dat het deze post moest blijven. Ik neuriede mee en wiegde hem heen en weer, heen en weer tot alle gedachten uit mijn hoofd verdwenen. Bijna schrok ik toen ze eindelijk iets zei…

Het was nog steeds ongelooflijk, wat ze met me deed. Onze gezichten die langs elkaar gleden, onze monden die elkaar weer vonden alsof we nooit iets anders hadden gekend. Ik had het zo gemist. Ik had haar zo gemist en wilde haar zoveel meer geven dan mijn lichaam me toeliet. Voor de duizendste keer vervloekte ik mezelf voor de haast die ik had gehad, en net dan besloot Jesse dat hij honger had. Ik zuchtte, en hoorde dat zij hetzelfde deed. Ik wist niet goed of de mijne nu voortkwam uit opluchting of uit spijt, maar de belofte tot een vervolg die ze in mijn oor fluisterde ontlokte me toch een glimlach. Glimlachend keek ik in de stilte van de kille ziekenhuiskamer hoe ze hem te eten gaf. Het stond haar, dat kind. Ze zagen eruit of ze al eeuwen zo samen leefden. Ik voelde dat ik een krop in mijn keel kreeg en kon plots de stilte niet meer verdragen. Op mijn verzoek zette ze de radio aan, en hoewel het geen muziek was die paste in deze kamer, veranderde ze de post niet. Gelukkig, want even vergat ik waarom ik hier lag en waande ik me thuis, met hen. Zachtjes neuriede ze mee en ze ging helemaal op in Jesse. Dit was wat ze hoorde te doen, bedacht ik plots, ze hoorde te zingen. Ik vond het geen gemakkelijke opgave, maar toch zei ik haar dat ze de anderen moest opbellen. Ze leek te schrikken van mijn stem en keek me bijna ongelovig aan. ‘Ik weet dat je het zingen mist, en als je hen niet belt zal je daar spijt van blijven hebben,’ verklaarde ik. Ze leek nog niet helemaal overtuigd dat ik het meende, maar nadat ze mijn gezicht aan een grondige studie had onderworpen legde ze Jesse weer bij mij en nam de telefoon. De zenuwen klonken door in haar stem terwijl ze 5 keer hetzelfde verhaal deed. Eindelijk legde ze de hoorn weer in de haak en keek me aan. Een glimlach veroverde langzaam maar zeker haar gezicht. Ze hadden er allemaal zin in, en zij niet in het minst. Haar lach werkte aanstekelijk, en al mijn twijfels verdwenen als sneeuw voor de zon. Ze zou dan wel minder thuis zijn, maar ik wist dat ze zo gelukkiger zou zijn...

Ik haakte in en keek haar aan. Ze wilden het allemaal nog eens proberen. Dit leek allemaal zo absurd, maar ik wilde eerst gewoon even blij zijn. Mijn hand belandde op de hare en met de vinger van mijn andere hand speelde ik met het vuistje van Jesse. Ik wilde haar kussen, met haar vrijen. Haar iets teruggeven voor die opoffering en haar tonen dat ik haar graag zag. ‘Dank je…’ was het enige wat ik kon zeggen, ook al klonk het stom. ‘Zing je nu iets voor mij?’ vroeg ze lief. ‘Heb je een verzoeknummertje dan?’ ‘Euh… Verras me maar…’ lachte ze. Stil, bijna fluisterend zette ik de strofe in. Het ging wat stroef, het was al lang geleden maar bij het refrein durfde ik wat meer kracht zetten terwijl ik vurig hoopte dat de muren dik genoeg waren. Het voelde goed om te zingen en ik wilde naar buiten. Alle lucht uit mijn longen persen en naar mezelf luisteren. En beluisterd worden. Ze keek ontroerd en ik zong ‘Ik heb je lief… Liever dan m’n leven, dan om het even wat…’ Die woorden, alleen voor haar, met alle kracht die ik kon opbrengen. ‘Liever liefste… elke dag…’ De laatste noot stierf langzaam uit en ik hoorde nog de weergalm van de witte ziekenhuiskamer. Stilte. Intense stilte. Een doffe bots tegen de deur verbrak ons intieme moment. Haar dokter liep de kamer binnen en keek me vriendelijk aan. ‘Mooi gezongen, maar veel luider doe je beter niet.’ lachte hij. Ik bloosde en stotterde mijn excuses terwijl ik ook nog Jesse van haar buik tilde en in mijn armen nam. Het leek of hij me weg wilde al begreep ik niet goed waarom, of was het alleen maar een gevoel? ‘Ik word moe’ zei ik ‘ik ga maar eens terug naar mijn kamer, Jesse heeft trouwens een verse pamper nodig.’ Mijn ogen zochten haar en het leek of ze iets wilde zeggen, maar blijkbaar bedacht ze zich en ze zweeg. Nog snel gaf ik haar een kusje op haar voorhoofd. Het afscheid was veel te snel na de manier waarop we samen geweest waren en ik had zin om te huilen toen ik naar buiten stapte…

Was het toeval? Dat ze één van onze nummers had uitgekozen om door de kille ziekenhuiskamer te laten galmen. Het was het eerste nummer waarop we ‘in het openbaar’ gedanst hadden. Op het trouwfeest van mijn neef. Ik was het voor haar gaan aanvragen en had haar met veel vertoon ten dans gevraagd. Ze had gebloosd om alle commotie. Diezelfde blos had nu op haar wangen gelegen toen de dokter binnen kwam. God wat wilde ik graag met haar vrijen, hoe ze daar stond, zichzelf helemaal overgevend aan de muziek. Nog even, hield ik mezelf voor. Dan was ik tenminste terug thuis en konden we toch al een poging wagen. Ons kennende zou het nog voor een hoop hilarische momenten zorgen. Ze pakte Jesse op en liep de kamer uit. Ik keek haar met een meewarige blik na, en toen de deur in het slot klikte, keek ik de dokter met een mengeling van spijt, woede en verwachting aan. Door hem was zij buiten gegaan en ik wilde haar nog veel langer bij me. ‘Luister,’ begon hij, alsof ik veel anders kon doen. ‘Ik wil het even niet alleen over jou hebben, maar ook over haar. Over jullie, om precies te zijn.’ Ik was verward door zijn begin maar had niet veel tijd om daar aandacht aan te besteden. ‘Morgen krijg jij een nieuw gips, en een verband aan je elleboog,’ vervolgde hij. ‘En zij mag naar huis,’ knikte ik. ‘Juist. Alleen weet ik niet of dat wel zo verstandig is. Ze heeft zoveel meegemaakt de laatste dagen. Eerst de bevalling, het wennen aan het moeder zijn, en dan jouw ongeval. Het is haar niet in de koude kleren gaan zitten, dat weet je zelf ook.’ Ik voelde waar hij naartoe wilde. Hij wilde haar ofwel hier houden, ofwel naar haar of mijn ouders sturen. Ik schudde mijn hoofd. Ze zou die controle niet willen. Ik wilde dat ze thuis kon zijn, ook al was ik er niet om haar te helpen. ‘Ik kan mijn broer wel vragen of hij regelmatig bij haar langs gaat, meer controle zal ze niet kunnen verdragen,’ bracht ik tegen zijn onuitgesproken woorden in. ‘Ik kan er ook voor zorgen dat jullie op 1 kamer liggen,’ probeerde hij nog. Hoewel die gedachte best verleidelijk was, we zouden de hele dag samen kunnen zijn met z’n drieën, voelde ik dat het geen goed idee was. Opnieuw schudde ik mijn hoofd en herhaalde mijn woorden. Hij voelde dat mijn besluit vaststond, haalde zijn schouders op, en liep na een gemompeld ‘tot morgen dan,’ de kamer uit. De tranen stroomden over mijn wangen. Wat dachten ze hier wel? Ze konden zich niet zomaar met ons leven bemoeien. We konden best voor onszelf zorgen. Was het misschien omdat we lesbisch waren dat ze dachten dat we hulp nodig hadden? We hadden het altijd al gered, het zou ons nu ook wel lukken. Verblind door mijn tranen belde ik om een verpleegster, aan wie ik vroeg om me de telefoon te geven en het nummer van haar kamer te draaien. Ze leek geschrokken door mijn tranen, maar deed toch wat ik haar vroeg. Terwijl de telefoon overging, probeerde ik mijn stem onder controle te krijgen, maar toch klonk ze nog gebroken toen ik haar vroeg om terug naar mijn kamer te komen. Ze klonk bezorgd en blij tegelijk als ze zei dat ze er zo snel mogelijk aankwam. Ik bedankte de verpleegster met een hoofdknik en lag stilletjes te wachten tot zij de kamer binnenkwam…

De meest uiteenlopende gedachten spinden rond in mijn hoofd, maar ik vroeg haar niets. Ze lag te huilen toen ik de deur opendeed en ik was naar haar toegelopen en had haar tegen me aangedrukt, haar hoofd tegen mijn schouder. Haar lichaam schokte en mijn hand streelde haar rug terwijl ik haar nog dichter tegen me aan probeerde te drukken. Ik zocht het apparaatje om het bed plat te leggen en probeerde zonder haar pijn te doen achter haar te gaan zitten. Haar rug rustte tegen mijn buik en zachtjes wiegde ik haar heen en weer terwijl ik ook tranen voelde opkomen. Ertegen vechten had geen zin en even later proefde ik de zoute smaak van mijn eigen tranen. Mijn armen lagen om haar buik en ze legde haar hoofd op mijn schouder en onze natte wangen streelden elkaar. Het duurde een hele tijd voor het schokken ophield maar het deed goed om samen te huilen. Langzaamaan werden we rustiger en onze ademhalingen stemden zich op elkaar af. Het voelde alsof we één waren en ik genoot ervan eindelijk opnieuw zo kort bij haar te zijn. Ik snoof haar geur op. De woorden bleven steken in mijn keel en uiteindelijk was zij degene die onze lange stilte verbrak. ‘Hij… hij stelde enkel maar voor jou hier te houden of toch zoiets… en ik wilde niet… en…’ Ze snikte opnieuw en ik wiegde haar sussend in mijn armen terwijl ze fluisterend alles vertelde. Het was zo banaal, maar het had blijkbaar alle gevoelens van de laatste dagen losgeweekt. En haar zien huilen had op mij hetzelfde effect gehad. Het was ook absurd als ik bedacht wat er allemaal gebeurd was. Ergens was ik misschien wel blij dat haar dokter aan mij gedacht had, al had zij enkel mijn vrijheid verdedigd. Ik fluisterde dat het oké was en dat ze gelijk had, dat ik me wel zou redden. Was ik daar zelf wel zeker van? Ik zuchtte en voelde dat een nieuwe traan over mijn wang liep. Gelukkig kon ze me niet zien…

Toen de deur openging en ik haar gezicht zag verschijnen was het me allemaal teveel geworden. Al mijn emoties zochten een uitweg en de enige manier om ze allemaal tegelijk kwijt te raken was hysterisch huilen. Hoewel ik meer lawaai moet gemaakt hebben als zij toen ze zong, kwam niemand ons storen deze keer. Ze drukte me zo goed en zo kwaad als het ging tegen zich aan, mijn hoofd tegen haar schouder. Ik wilde haar nog dichter bij me, en zij moet hetzelfde hebben gevoeld, want ze legde mijn bed plat en kroop achter me. Haar benen naast de mijne, haar armen om me heen, mijn hoofd op haar schouder en onze betraande wangen tegen elkaar. Ik had me lang niet zo dicht bij haar gevoeld, niet alleen fysiek, maar het samen huilen bevestigde onze band op één of andere manier. Ik had haar alles verteld, en van zodra ik het uit mijn eigen mond hoorde klonk het stom dat ik me daar zo tegen verzet had, zonder ook maar even haar mening te vragen. Ik probeerde me voor te stellen hoe een flauwe glimlach nu om haar mond zou spelen toen ze zuchtte en het leek wel alsof ik iets vochtigs langs mijn oor voelde. Misschien was het enkel mijn verbeelding geweest, toch vroeg ik haar of ze het wel zou redden. Ik voelde haar zachtjes knikken, maar voor ze iets kon zeggen voegde ik eraan toe dat ze nog altijd kon beslissen om te blijven. ‘En ik ben er zeker van dat mijn broer je ook wel wil assisteren als je dat wil. Hij zou zelfs bij ons intrekken als het nodig was,’ lachte ik.Ze begon me opnieuw heen en weer te wiegen en ik sloot mijn ogen. Ik leunde achterover zodat mijn gezicht naar het hare gedraaid was en onze lippen vonden elkaar. Ik voelde haar zachte warme tong langs mijn tanden mijn mond in glijden en het voelde weer als onze eerste kus. Ik verloor mezelf helemaal in haar. Ik weet niet hoe lang we daar zo gezeten hebben, onze kus onderbrekend met warme blikken en het gefluister van lieve woordjes. Opnieuw bekroop me de drang naar meer, maar die gedachte schudde ik af. Ik mocht al blij zijn dat ik dit moment had. Ik lag met mijn hoofd op haar schouder naar het plafond te staren toen ik in slaap moet zijn gevallen. Het volgende dat ik gewaar werd was dat haar lichaam opnieuw vervangen was door mijn bed, dat opnieuw recht was gezet. Ik wilde mijn ogen niet openen om de herinnering aan ons moment niet te moeten wegstoppen, maar een zacht geluidje vertelde me dat ze er weer was, met Jesse. De drang om hen te zien won het van mijn gedachten…

Nadat ze in slaap gevallen was had ik me met moeite van haar losgemaakt. Het gevoel probeerde ik nog even vast te houden. De warmte waar haar lichaam tegen het mijne gelegen had, haar hoofd onder mijn kin. Ik kuste nog even haar voorhoofd en streelde door haar haar voor ik wegging. Behoedzaam sloot ik de deur achter me en ik schrok op toen ik bijna tegen haar dokter aanbotste. ‘Alles in orde?’ vroeg hij vriendelijk. Zijn hand rustte even op mijn schouder en ik kromp in elkaar. Hij fronste zijn wenkbrauwen maar ik negeerde het, glipte langs hem heen en haastte me de gang door. Achter me hoorde ik hem mijn naam zeggen maar ik keek niet om. Hijgend zeeg ik neer op mijn bed. Waar vluchtte ik eigenlijk voor? Was angst een wurgslang die zich tergend langzaam om mijn hersenen kronkelde? Of een kameleon, die zich zo goed aanpaste dat hij slechts af en toe zichtbaar werd? Maar één ding was zeker, hij was er wel. Jesse lag al in zijn wiegje te jammeren toen ik binnenkwam, maar nu ging het gejammer langzaamaan over in luid gehuil. Ik suste hem en legde hem aan mijn borst. Gretig zoog hij en ik verwonderde me over de kracht die zo’n klein wezentje al heeft. Fluisterend wiegde ik hem heen en weer en ik probeerde alle andere gedachten weg te vegen. Opeens hoorde ik mijn deur open kriepen en keek ik recht in het gezicht van de man waar ik zo-even van was weggelopen. Ik snoof en drukte Jesse dicht tegen me aan. Een tijgerin, klaar om haar jong te verdedigen. Zijn ogen stonden dof en ik las ingehouden woede. ‘Vroeger is voorbij’ zei hij alleen maar, hij draaide zich om en ging de kamer uit. Mijn ogen staarden naar de witte deur, de gedachten gierden door mijn hoofd en ik probeerde ze weg te duwen, zoals het altijd gelukt was. Weg, ik sloeg ze naar elke hoek van de kamer telkens ze mijn bewustzijn dreigden te bereiken. Weg. Weg. Weg.
Een half uurtje later verliet ik mijn kamer. Bij haar, met Jesse. Bijna glimlachend. Ze lag nog steeds te slapen en ik zette me op de stoel naast haar bed en ik speelde met Jesse. Ik genoot van de gezichtjes die hij trok, van zijn uitdrukking elke keer als hij geeuwde, van de kleine sputterende geluidjes die hij voortbracht en ik voerde een brabbelconversatie met hem. Toen ik opkeek lag ze naar ons te kijken met een glimlach op haar gezicht. Voorover buigend kuste ik haar en hielp haar toen rechtop zodat ze Jesse in haar armen kon houden, terwijl ik haar mee ondersteunde. De onrust was een waakvlammetje dat binnenin me bleef branden…

Ze zette zich naast mij op het bed, terwijl Jesse in mijn armen lag. Hoewel het gips koud moet geweest zijn aan zijn kleine lijfje, gaf hij geen kick. Het leek wel alsof hij mij al kende en wist dat ik ook zijn mama was. Een stemmetje in mijn hoofd fluisterde dat zoiets onmogelijk was, maar ik negeerde het, ik wilde het geloven. Even voor 6 uur kwam mijn dokter de kamer in gelopen om me te vertellen om hoe laat mijn gipsverbanden morgen vervangen zouden worden, en dat hij nog een foto wilde van mijn linkerbeen, mijn rechterenkel en mijn linkerbovenarm. Ik knikte een beetje afwezig, ik had haar voelen verstijven toen de deur open ging, en toen de dokter opnieuw de kamer was uit gelopen, had ze nog steeds een bange blik in haar ogen. ‘Schat?’ vroeg ik, maar mijn stem klonk schor. Ze schrok op en als een bang dier wilde ze opstaan en weglopen maar ik had mijn hand al op haar arm gelegd. Haar angst leek zich nu op mij te richten, en in een reflex wilde ze mijn hand wegslaan, maar ze kalmeerde door de bezorgde blik in mijn ogen. Ik deed mijn best om haar niet K.O. te slaan terwijl ik mijn arm om haar schouder legde. Ze kroop tegen me aan, alsof ze in me wilde kruipen en begon zachtjes te snikken. In horten en stoten kwam het hele verhaal eruit. Ze was bang om naar huis te gaan, bang dat ze het niet alleen zou aankunnen, en ze wilde liever bij mij blijven tot ik ook naar huis kon. Dat ik dan nog niet tot veel in staat zou zijn vond ze niet erg, maar ze was bang om alleen te zijn in ons huis. Ik luisterde en maakte af en toe sussende geluidjes als het snikken te hevig werd om nog te kunnen praten. Toen ze uitgepraat was zei ik haar dat ik het ook best in orde vond als ze nog bleef, ik had alleen gezegd dat ze naar huis moest gaan om haar vrijheid te verdedigen. Als zij wilde blijven mocht ze van mij, ik zou het best wel fijn vinden om met z’n drietjes op een kamer te liggen. Met betraande ogen keek ze me vragend aan. Ik glimlachte naar haar en ik voelde hoe ze een beetje meer ontspande. Dat was alvast 1 probleem van de baan, maar het verklaarde nog niet waarom ze zo schichtig had gereageerd op het binnenkomen van de dokter. Toen ik ernaar vroeg haalde ze haar schouders op, en ik voelde aan dat ik beter niet kon blijven aandringen. Nog nasnikkend lag haar hoofd tegen mijn borst. Ze keek me aan en ik knipoogde voor ik zacht haar tranen wegkuste…

Geen opmerkingen: